De eerste kennismaking


Het was een mooie zomermiddag, ergens in de jaren zestig en mijn buurmeisje Annelies zat naast me op de stoep. Ik vroeg dapper verkering, Annelies giechelde, hield daarbij haar hand voor de mond, want belachelijk! Verkering! Zij keek mij aan, proestte het uit, stond op en zei: “Meisjesgek, hahahaha”. Ze rende weg, onbevangen en ik, dreumes, bleef wat hulpeloos achter, opnieuw afgewezen.

Even later sjokste ik richting huis en op het tuinpad liep mijn vader me tegemoet. Hij oogde vrolijk, was zich niet bewust van mijn ongelukkig liefdesleven en zei: “Ah, daar ben je. Kom, je moet in bad.” In bad? Nu al? Het was amper vier uur en ik wilde nog spelen! Ik sputterde nog wat tegen, maar haastte mij het warme sop in, nadat mijn vader zijn commando nader verklaarde: “We gaan op vakantie. Om zes uur, met de trein. Naar Slovenië.” Of dat op de Veluwe lag, vroeg ik. “Nee”, wist hij, “de andere kant op en èffe iets verder”...

Pakweg 24 uur en heel veel indrukken later stonden wij - paps, mams, mijn grote zus en ik - op het station in Jesenice, niet ver van de grens met Oostenrijk, waarna een bus ons verder vervoerde naar het plaatsje Bohinjska Bistrica. Ik keek mijn ogen uit: die bergen, die bossen en dat groenblauwe water…

Wij logeerden in een landelijk gelegen hotelletje met de naam Crna Prst en mijn vader (Sloveen van geboorte) vroeg aan een serveerster die ons wat te drinken bracht, waaraan die naam ontleend was. Fascinerend: míjn papa die ‘zomaar’ een eind weg babbelde in zo’n rare, vreemde taal en ook nog snàpte wat die juf hem antwoordde! De Crna Prst bleek ook een berg te zijn, en omdat mijn vader begreep dat ie niet moeilijk te beklimmen was en een gemarkeerd pad naar de top leidde, stonden wij de volgende ochtend vol goede moed aan het begin van onze allereerste bergwandeling; een hele mooie, bleek later. Onderweg kruisten zwarte salamanders en witte schapen ons pad, terwijl wij tegen een decor van kleurrijke bloemen Bohinjska Bistrica steeds kleiner zagen worden. Op de top stond een berghut, die in een asgrauw verleden dienst had gedaan als bunker. Wij dronken er mierzoete thee en staarden even later sprakeloos naar een schitterend meer dat zich in de verte onder ons manifesteerde als een blauw majestueus watertapijt.

triglav-wijnhuis


.

Toen wij weken later weer gewoon thuis waren, in Nederland, zei ik Annelies waar ik was geweest en vertelde ik haar dat ik woeste bergen had getrotseerd, beren had bevochten, dagen door ijskoude riviertjes had gewaad en weken in de open lucht moest slapen en at wat de natuur mij voorschotelde! Een held was ik, vond Annelies, en zij vond die verkering bij nader inzien zo gek nog niet.

Er zouden nog heel veel vakanties volgen in dat land waar mijn vader altijd optrad als onze gids. En telkens weer ontdekte hij nieuwe bergwandelroutes. We kuierden dwars door de Julische Alpen van hut naar hut, door sneeuw, langs bruisende riviertjes en sprookjesachtige, koele, turquoise meertjes. We klauterden de Triglav op, de hoogste berg die Slovenië rijk is en lieten ons beduusd en vol bewondering afdwalen naar al het moois dat ons omringde. Trots verzamelden wij stempeltjes die je in elke berghut kon krijgen; een bewijsje dat je ècht daarboven was geweest. Natuurlijk was mijn vader ook nieuwsgierig hoe de Kamnische Alpen eruit zouden zien en dus nam hij ons ook dáár naartoe op sleeptouw.

Later herhaalde ik al die tochten, eerst met vrienden, daarna met mijn eigen gezin en nam ik min of meer de taak over die mijn vader vroeger voor òns had vervuld. De laatste jaren van zijn bewogen leven bezocht hij zijn geboortegrond niet meer: hij was oud, ècht oud; van het vuur dat altijd zo in hem had gebrand was nog slechts een schemerend vlammetje over, net genoeg om nog eventjes in leven te blijven. Hij stierf eind jaren negentig en bij wijze van eerbetoon namen wij zijn as mee naar het land dat hij ons leerde waarderen en waar hij ons zoveel prachtige momenten heeft bezorgd. In de schitterende Socavallei strooiden wij de as van Onze Gids uit. Pap vloog met de wind mee, de bossen door, de bergen over en wij zullen hem daar nog vele malen tegenkomen, weten we zeker.


René Frelih

Meer verhalen lezen?
(Binnenkort op www.taalhuisfrelih.nl)